Ontdekkingen uit het atelier van Bouts
Ontdekkingen uit het atelier van Bouts
Meer dan 500 jaar geleden maakte Bouts zijn meesterwerken in een Leuvens atelier. Hoe hij dat precies deed, is lange tijd een mysterie geweest. Gelukkig hebben we de kunstwerken nog. Kijk je goed, dan geven ze de geheimen prijs van de oude meester, zijn medewerkers en latere restauraties. Met behulp van nieuwe technologieën doen onderzoekers vandaag heel wat opmerkelijke ontdekkingen.
Triptiek van de kruisafneming
In de rechteronderhoek van het centrale paneel van deze triptiek kan je door een aantal ‘testvenstertjes’ terugkijken in het verleden. In die kleine kadertjes werden tijdens het vooronderzoek alvast enkele overschilderingen en vuil weggehaald. Plots komen totaal andere kleuren naar boven. Een bruingroene mantel is eigenlijk helgroen en een flets bordeaux uitziende stof blijkt fris lila te zijn. Dat belooft.
In de 16e eeuw was men uitgekeken op de ‘ouderwetse’ triptiekvorm met rechthoekige lijst. Michelangelo’s vriend en medewerker Jacopo Florentino paste het werk aan en stak het in een nieuwe monumentale retabellijst, helemaal in de Spaanse plateresco-stijl. Tijdens de late barok, meer dan twee eeuwen later, ging men nog een stapje verder: de zijpanelen werden bovenaan rondom afgezaagd. Opnieuw kregen ze een nieuwe lijst, maar in 1945 werd toch weer voor de plateresco-lijst gekozen.
Christus met doornenkroon
Deze ‘Christus met doornenkroon’ heeft nu acht hoeken, maar wist je dat dit werk origineel rechthoekig was? Smaken verschillen: mogelijk had men in de 18e eeuw – de eeuw van de rococo, toen het wat frivoler mocht – voor dit werk een achthoekige lijst in gedachten. Er zat maar één ding op: het rechthoekige kunstwerk verzagen tot een achthoek.
Is dit het werk van Dieric zelf, of van een van zijn medewerkers? Bouts maakte in elk geval de basiscompositie, maar dit soort devotieportret werd in zijn atelier aan de lopende band gereproduceerd. Dankzij een handige kopieertechniek moest een medewerker gewoon de stippellijntjes volgen.
De onderliggende schets van het schilderij, oftewel de ondertekening, kunnen we bestuderen onder infraroodstraling. Bij deze Christus is die techniek niet eens nodig: de verflaag is versleten, waardoor je de ondertekening er op sommige plaatsen doorheen kan zien.
Mater Dolorosa
Dendrochronologie, de studie van de jaarringen van hout, kan ons heel wat vertellen over een schilderij. De afstand tussen de ringen van het hout geeft aan wanneer de boom is omgezaagd, en geeft dus ook een benadering van wanneer het schilderij gemaakt werd. Dendrochronologie heeft kunnen aantonen dat deze ‘Mater Dolorosa’ – in tegenstelling tot de ‘Christus met doornenkroon’ – zeker niet van Dieric Bouts kan zijn, omdat de boom waaruit de planken afkomstig zijn pas ná diens dood geveld werd. Waarschijnlijk is het een schilderij uit het atelier van diens zoon Albrecht Bouts.
In het atelier van Bouts werden de Christus met de doornenkroon en de Mater Dolorosa trouwens vaak als duo gemaakt. De bedoeling was om ze zij aan zij te tonen, zodat ze samen aanbeden konden worden.
Triptiek met de marteling van de heilige Erasmus
In de 19e eeuw hield men er een nogal bijzondere restauratietechniek op na: de zogenaamde transpositie. In 1840 verwijderde Emile Mortemard, een Parijse restaurateur verbonden aan het Louvre, de volledige verflaag van ‘De marteling’ van de houten ondergrond. Daarna bracht hij de laag aan op een nieuwe houten drager, voorzien van een linnen doek. Helaas ging zo de ondertekening grotendeels verloren.
Triptiek met de marteling van de heilige Hippolytus
Dieric Bouts heeft dit werk nooit kunnen afmaken. Dieric stierf in 1475, en in 1479 werkte Hugo van der Goes het paneel met de schenkers van de triptiek af. Die datum kennen we dankzij de avontuurlijke Johanna Schopenhauer, die in de 18e eeuw een reisdagboek bijhield. Tijdens een bezoek aan Brugge noteerde ze het jaartal 1479, dat ze op de originele lijst had zien staan.
Triptiek met het Laatste Avondmaal
Het centrale paneel van ‘Het Laatste Avondmaal’ is altijd in Leuven gebleven, maar de zijpanelen hebben een bewogen geschiedenis. In de achttiende eeuw werden ze gedemonteerd en verkocht. Tot 1814 bevonden ze zich in Brussel, waarna ze naar Aken verhuisden. De twee bovenste panelen gingen daarna naar de Gemäldegalerie in Berlijn; de twee onderste naar de Alte Pinakothek in München.
In 1920 keerden de zijpanelen als vorm van vergoeding voor de oorlogsschade eindelijk terug naar België. Maar niet voor lang. Tijdens WOII nam de Duitse bezetter ze opnieuw mee naar Duitsland. Ze belandden in de zoutmijnen van Altaussee, samen met tal van andere gestolen topkunstwerken. In 1945 werden ze teruggevonden door de zogenaamde Monuments Men, en teruggegeven aan België.
In de 19e eeuw dacht men dat ‘Het Laatste Avondmaal’ en ‘De marteling’ werken van Hans Memling waren, de bekende Brugse tijdgenoot van Bouts. Aan het einde van de 19e eeuw vond de ijverige Leuvense archivaris Edward van Even het contract van ‘Het Laatste Avondmaal’ terug in het stadsarchief. Sindsdien schrijven we dit werk aan Bouts toe.