Heb je klinkende namen nodig om te genieten van kunst?

Heb je klinkende namen nodig om te genieten van kunst?

‘Headless Man’ (detail), Claire Fontaine, 2016, courtesy of the artist and Galerie Neu, Berlin

‘Headless Man’ (detail), Claire Fontaine, 2016, courtesy of the artist and Galerie Neu, Berlin, foto: Guillaume Vieira

Kunstenaars hebben altijd al pseudoniemen gebruikt - denk maar aan El Greco, Le Corbusier of recenter Banksy. Fictieve kunstenaars gaan een stap verder: zij bedenken niet alleen een nieuwe naam, maar ook een compleet nieuwe identiteit. M wijdt er een groepstentoonstelling aan: ‘Alias’.

‘Headless Man’ (detail), Claire Fontaine, 2016, courtesy of the artist and Galerie Neu, Berlin

‘Headless Man’ (detail), Claire Fontaine, 2016, courtesy of the artist and Galerie Neu, Berlin, foto: Guillaume Vieira

Curator van ‘Alias’ is Valerie Verhack, diensthoofd hedendaagse kunst bij M.

 

“De kiem voor ‘Alias’ is gelegd in 2017. Toen stootte ik op een publicatie over Vern Blosum. In de jaren 60 maakte hij – of toch iemand die zich zo noemde – popart-schilderijen. Zijn galeriehouder Leo Castelli wist er zelfs één te verkopen aan het MoMA in New York. Tot ze daar een bio van hem in handen kregen: die was zó ongeloofwaardig dat ze beseften dat ze bij de neus waren genomen. Het museum verbande zijn werk naar het depot, en Blosum raakte decennialang vergeten. In 2017 liet zijn galerie weten dat hij was overleden, maar nog steeds kennen alleen een paar intimi zijn ware identiteit.”

 

“Nadat ik me had verdiept in Vern Blosum, vroeg ik me af of er ook in België fictieve kunstenaars zouden bestaan. Dat bleek zo te zijn. In ‘Alias’ kunnen we naast internationale dus ook Belgische voorbeelden tonen.”

Image
Wael Shawky © M Leuven (foto: Sanne Delcroix)
‘Homage to Ivan K.’, Vern Blosum 1963

‘Homage to Ivan K.’, Vern Blosum 1963. Courtesy of the estate of Vern Blosum and Maxwell Graham Gallery, New York

Great Zwanze

“Fictieve kunstenaars zijn een vrij recent fenomeen, maar er zijn wel voorlopers. In 1870 opende de fotograaf Louis Ghémar in Brussel een tijdelijk museum met werk van onbestaande kunstenaars, die vaak uithaalden naar het kunstsysteem. De schilderijen en sculpturen waren in feite gemaakt door hemzelf en een paar vrienden. Nog in Brussel had je wat later de Great Zwanze Exhibitions. Die staken de draak met de ‘officiële’ kunst uit de Salons - tentoonstellingen waar alleen werken hingen die voldeden aan de academische regels. Helaas is heel veel werk uit die periode verloren gegaan. Maar de basisidee – dat je het kunstwerk los moet zien van de kunstenaar en het niet moet proberen te verklaren vanuit diens biografie – zou in de 20e eeuw helemaal doorbreken. Denk maar aan Marcel Duchamp.”

“In de jaren 60 en 70 kwam het fictieve kunstenaarschap in een stroomversnelling. Lynn Hershman-Leeson bijvoorbeeld maakte werk onder haar eigen naam, maar trad ook naar buiten als Roberta Breitmore. Een fictief personage waarvoor ze een complete identiteit bedacht, tot en met een eigen rijbewijs en kredietkaart. Ze zag het als een statement tegen de enge, deterministische kijk op wat vrouw-zijn betekent. In M tonen we onder meer ‘From Lynn to Roberta’, een korte film waarin je haar ziet transformeren in Roberta.

 

“Kunstenaars zoals zij kiezen voor een fictief alter ego als een manier om aan beperkende ideeën over gender te ontsnappen. Anderen doen het bijvoorbeeld om maatschappijkritiek te formuleren, om de kunstwereld in vraag te stellen, om als kunstenaar te verdwijnen - of juist om zichzelf te promoten. In M tonen we werk van Jakup Auce: een schilderij dat hij heeft volgestencild met zijn echte naam, John Gillis. Vóór het werk heeft hij een bokszak gehangen. Ziet hij zichzelf als een soort martelaar van de kunst? Of is dit een slim staaltje zelfpromotie?"

‘Our comedies are nothing to be laughed at’, Jakup Auce, 2015

‘Our comedies are nothing to be laughed at’, Jakup Auce, 2015. Courtesy the artist and CINNAMON Gallery. Photo: Lotte Stekelenburg

Ready-made

“In M tonen we ook werk van Bruce Conner. Een Amerikaan die altijd onder zijn eigen naam had gewerkt, tot hij in 1999 met pensioen ging. Daarna bleef hij werk maken onder diverse alter ego’s: Anonymous, Anonymouse, Emily Feather … Hij heeft een interessante kijk op het fenomeen. Hij wijst erop dat de cultus van de kunstenaar veel recenter is dan we denken – de koppeling tussen kunstwerk en maker gaat hooguit 600 jaar terug. Je kan je afvragen of die aandacht voor de maker niet ten koste is gegaan van het werk: dat kan namelijk alleen zichzelf vertegenwoordigen.”

 

“‘Alias’ toont ook werk van Philippe Thomas. Een geval apart, want dat is zijn echte naam, maar een groot deel van zijn werk berust wel op fictionele strategieën. In 1987 richtte hij een pr-agentschap op: ready-mades belong to everyone ®. Als je via dat agentschap een werk van hem kocht, werd je meteen officieel erkend als de maker ervan. Zo zou jouw naam voor het nageslacht bewaard blijven en zou de naam Philippe Thomas langzaam uit de kunstgeschiedenis verdwijnen.”

Zaalzicht 'Alias', 2024, M Leuven

Zaalzicht 'Alias', 2024, M Leuven, foto: © Eline Willaert voor M Leuven

Onbekend, onbemind?

“’Alias’ loopt over zes zalen, elk met een eigen thema. Zo wordt één zaal volledig ingenomen door de showroom met de kunstcollectie van de Franse kunstenaars Yoon-Ja Choi en Paul Devautour: een verzameling van een 30-tal werken die gemaakt zijn door hun verschillende alter ego’s. In een andere zaal zie je dan weer hoe sommige fictieve kunstenaars hun werk in het verleden situeren. Daar ‘reconstrueren’ we onder andere het atelier van Florence Hasard, een fictieve kunstenaar uit de eerste helft van de 20e eeuw.”

 

“We hebben er bewust voor gekozen om te communiceren met de fictieve namen. Ik besef dat die de bezoekers niets zullen zeggen, maar het is ook een manier om het publiek uit te dagen. ‘Alias’ stelt namelijk een relevante vraag: heb je klinkende namen nodig om te genieten van kunst?”

 

De tentoonstelling ‘Alias’ toont zowat 80 werken van fictieve kunstenaars uit binnen- en buitenland. Een kleine selectie om de nieuwsgierigheid te prikkelen:

Claire Fontaine

‘Headless Man’, 2016

De fictieve kunstenaar Claire Fontaine ontleent haar naam aan de iconische ready-made van Marcel Duchamp – het beroemde urinoir met als Franse titel 'Fontaine' – en aan het Franse papierwarenmerk Clairefontaine. In haar sculpturen, schilderkunst, video en tekst levert ze kritiek op het kapitalistische systeem. Haar creatieve strategie vat ze op als een vorm van restitutie: ze kent een andere gebruikswaarde toe aan de kunstwerken die ze citeert en transformeert.

 

Voor ‘Headless Man’ liet ze zich inspireren door straatartiesten op toeristische plekken. Het is een portret van een bedelaar die zijn eigen menselijkheid uitwist en transformeert in een ‘ding’ zonder hoofd. Zo wordt dit werk een ‘performing object’: een object dat zich voordoet als subject dat zich voordoet als object.  

‘Headless Man’, Claire Fontaine, 2016

‘Headless Man’, Claire Fontaine, 2016, courtesy of the artist and Galerie Neu, Berlin, foto: Guillaume Vieira

Henry Codax

‘Racer Car’, 2012

De fictieve kunstenaar Henry Codax begon vanaf 2011 monochrome schilderijen met identieke afmetingen tentoon te stellen in gerenommeerde galeries in New York, Los Angeles en Zwitserland. Die passen perfect binnen het plaatje van alles wat de hedendaagse kunstwereld verlangt van een 'professionele' kunstenaar – behalve dan dat er geen echte Henry Codax is. Hij bestaat slechts op papier: als een karikatuur van een Amerikaanse monochrome schilder – stil, radicaal, berekenend, viriel – in de roman ‘Reena Spaulings’ uit 2004. Die is geschreven door het anonieme kunstenaarscollectief Bernadette Corporation, dat zich voordeed als een bedrijf om kritiek te uiten op de mondiale consumptiecultuur.

‘Racer Car’, Henry Codax, 2012

‘Racer Car’, Henry Codax, 2012. Courtesy Office Baroque. Photo: Koen De Wael

Vern Blosum

‘Forty Minutes’, 1963

Vern Blosum is in sommige opzichten de ultieme fictieve kunstenaar. Hij drijft de anonimiteit op de meest radicale manier door: zijn identiteit is alleen bekend bij een handvol intimi. Hij heeft een beknopte biografie, maar die is niet meteen erg geloofwaardig. Zo komt de klemtoon meer op het werk te liggen, op het cultiveren van een vormelijke herkenbaarheid, en minder op de naam. Vanaf de vroege jaren 60 kwamen er mondjesmaat schilderijen van Blosum op de kunstmarkt. Ze hadden een uitgesproken eigen stijl: een rigide systeem van door popart geïnspireerde beelden van eenvoudige objecten, in combinatie met een regel tekst.

John Dogg

‘John Not Johnny’, 1987

“Het werk van John Dogg kan enkel bestaan wanneer de intentie of de persoonlijke biografie van de kunstenaar buiten beschouwing wordt gelaten.” Zo stond het in het persbericht bij een van zijn eerste tentoonstellingen in American Fine Arts, Co., de New Yorkse galerie van Colin de Land. Volgens het meegestuurde cv had hij filosofie en taalkunde gestudeerd en was hij betrokken geweest bij land-art-projecten in de VS – een amalgaam van feiten en fictie, gebaseerd op de ervaringen en interesses van de kunstenaars achter Dogg. Zijn meest recente cv, in 2021 gepubliceerd door de galerie Venus Over Manhattan, noemt John Dogg echter een “pseudoniem gebruikt door Richard Prince (geboren in 1947, Panamakanaalzone), actief van 1986 tot heden”. Prince’s toenmalige vriend Colin de Land was vermoedelijk ook betrokken bij John Dogg.

 

Het werk ‘John Not Johnny’ is een witmetalen bandomhulsel dat verwijst naar de autocultuur. Aan de muur gemonteerd lijkt het een perfect afgewerkte reserveband, een ready-made-sculptuur met een speelse verwijzing naar de naam van de kunstenaar.

‘John Not Johnny’, John Dogg, 1987

‘John Not Johnny’, John Dogg, 1987. Courtesy of Venus Over Manhattan

Brian O’Doherty

‘Five Identities’, 2002

Brian O'Doherty publiceerde als redacteur van 'Aspen Magazine' in 1967 als eerste het essay ‘De dood van de auteur’ van Roland Barthes. Als kunstenaar nam hij verschillende auteurschappen aan in – of als – zijn werk. ‘Five Identities’ is een groepsportret uit 2002 waarin O'Doherty zelf poseert (uiterst links), op gelijke voet met de vier fictieve kunstenaars die hij creëerde, en die lange tijd als echt werden beschouwd. Van links naar rechts: William Maginn, Patrick Ireland, Sigmund Bode en, zittend, Mary Josephson.

‘Five Identities’, Brian O’Doherty, 2002

‘Five Identities’, Brian O’Doherty, 2002. Courtesy Galerie Thomas Fischer. Photo: Anthony Hobbs

Oksana Pasaiko

'Short sad text (based on the borders of 14 countries)', 2004-2005

Overeenkomstig de wensen van de kunstenaar worden er geen details gepubliceerd over haar leven': zo staat het in de catalogus van Manifesta 5 in San Sebastian in 2004. Er wordt alleen vermeld dat Oksana Pasaiko in 1982 werd geboren in 'Ruthenia' – geen officiële staat maar een historische landstreek in het grensgebied van Polen, Hongarije, Slovakije, Roemenië en Oekraïne. Het geeft aan dat ze meer belang hecht aan haar etniciteit dan aan haar nationaliteit. Het werk ‘Short Sad Text (Based on the borders of 14 countries)’ uit 2004-2005 bestaat uit een stuk zeep waarop zes zwarte menselijke haren zijn gelegd in het patroon van zeven door mensen bevochten landsgrenzen. Aan dit werk uit 2004-2005 heeft Pasaiko zeer recent nog zeven stukken zeep toegevoegd – een noodzaak, gezien de troebele politieke toestand in de wereld.

‘Short Sad Text (Based on the borders of 14 countries)’, Oksana Pasaiko, 2004 - 2005

‘Short Sad Text (Based on the borders of 14 countries)’, Oksana Pasaiko, 2004 - 2005. Collection S.M.A.K., Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Gent. Photo: Dirk Pauwels

Roberta Breitmore

‘Roberta’s Construction Chart #2’, 1975

Lynn Hershman Leeson ondernam vanaf 1973 performances onder het alter ego Roberta Breitmore. Ze zijn de kunstgeschiedenis ingegaan als feministische kritiek op het beperkende maatschappelijke beeld van wat vrouw-zijn betekent. In Roberta’s eerste performance kwam ze met de bus aan in San Francisco en checkte ze in bij het Dante Hotel. In de jaren daarna ondernam ze nog verschillende andere activiteiten: ze opende een bankrekening, bezocht een psycholoog, en plaatste advertenties in lokale kranten om een huisgenoot te vinden. Roberta had haar eigen kleding, make-up, gebaren, spreekstijl en handschrift. Haar werk werd gedocumenteerd in tekeningen en surveillancefoto's, en verder ook in cheques, creditcards en een rijbewijs. In 1978 werd het Roberta Breitmore-project afgesloten met een symbolisch exorcisme.

‘Roberta’s Construction Chart #2’, Lynn Hershman Leeson/Roberta Breitmore, 1975

‘Roberta’s Construction Chart #2’, Lynn Hershman Leeson/Roberta Breitmore, 1975. Courtesy of the artist and Waldburger Wouters

Zaalzicht 'Alias', 2024, M Leuven

Zaalzicht 'Alias', 2024, M Leuven, foto: © Eline Willaert voor M Leuven

ALIAS

15.03 - 01.09.24